Expliciete Directe Instructie (EDI)


Goede instructie die afgestemd is op het kind, doet ertoe
In het schooljaar 2016-2017 is de methode EDI ingevoerd. Expliciete Directe Instructie (EDI) is een bewezen aanpak om de leseffectiviteit te verhogen en te zorgen voor succeservaringen en betere leerprestaties bij alle kinderen. EDI geeft de leerkracht het gereedschap om met alle kinderen in het primair onderwijs de leerdoelen te bereiken. Door kwalitatief goede instructie en kinderen actief te betrekken bij de inhoud van de lessen, wordt er een grote mate van betrokkenheid gerealiseerd, nemen gedragsproblemen af en neemt de leerwinst toe.

 

 

EDI in hoofdlijnen:

Activeren van voorkennis

Niet controleren, maar activeren

De leerkracht zorgt er bij het activeren van voorkennis (avv) voor, dat hij/zij de kinderen vraagt wat ze al over het onderwerp weten in het algemeen. Het doel van activeren van voorkennis is om álle kinderen te activeren, álle kinderen na te laten denken en álle kinderen de kans te geven om hun werkgeheugen te vullen met kennis waaraan de nieuwe leerstof kan worden gekoppeld. We willen niet controleren welke kinderen het al weten, maar hen allemaal activeren. 

De instructie

De belangrijkste fase van een les is de instructiefase. Hierin wordt de leerstof aangeboden aan de kinderen. Het lesdoel van de les wordt benoemd, staat op het bord en is daarmee voor de leerlingen goed zichtbaar. Hoeveel tijd men ook besteedt aan begeleide inoefening en zelfstandige verwerking, zonder een goede instructie verliezen deze lesfasen hun kracht. Er bestaan drie vormen van instructie: uitleggen, voordoen en hardop denken. 

Leren is leuk

Om de leerstof goed eigen te kunnen maken, wordt deze duidelijk en sober aangeboden aan de kinderen. De leerstof staat centraal en de beschikbare leertijd wordt doelgericht gebruikt om het lesdoel te behalen. 

Het leren zélf wordt leuk gemaakt. De kinderen merken dat ze iets beheersen wat eerst buiten hun interesses en mogelijkheden lag. Dit besef heeft een enorme impact op hun werkhouding en betrokkenheid. Kinderen ervaren: ik kan het! Dit zie je terug in hun zelfvertrouwen en motivatie. Begeleide inoefening:

Tijdens de les verschuift de verantwoordelijkheid van de leerkracht naar de kinderen: ‘Ik doe het voor, wij doen het samen, jij doet het zelf.’ De fase van begeleide inoefening is de fase van ‘wij doen het samen’ en vormt de brug tussen de lesfasen van instructie en zelfstandige verwerking.

 

 

Zelfstandige verwerking:

Het resultaat van een goede instructie en begeleide inoefening is dat alle kinderen in staat zijn om de leerstof zelfstandig verder in te oefenen. Er moeten nu vooral ‘kilometers worden gemaakt’. De zelfstandige verwerking is een middel om de leerstof in het langetermijngeheugen op te nemen, zodat de kinderen deze snel en foutloos kunnen oproepen en toepassen op momenten dat ze het nodig hebben.

Lesafsluiting

De grote lesafsluiting vindt plaats aan het eind van de les, dus na de zelfstandige verwerking. Hierbij controleer de leerkracht niet alleen of kinderen de leerstof hebben begrepen, maar is er ook aandacht voor de werkhouding.

Controle van begrip

Een belangrijk onderdeel van EDI is het controleren van begrip. Om de lesstof goed te kunnen inoefenen, is het van groot belang dat de kinderen de instructie goed begrepen hebben, voordat ze zelfstandig met de lesstof aan het werk gaan. Zo bereiken we het best dat de stof op de juiste manier blijft hangen. Om dit te bereiken gebruiken we o.a. het beurtenbakje en het wisbordje: